In het voorjaar van 2021 stonden kranten vol met achtergrondverhalen over Molukkers, die 70 jaar geleden naar Nederland zijn gehaald. Tijdelijk, was de bedoeling, maar ze wonen nog steeds in plaatsen als Vaassen, Rijssen, Bovensmilde en Assen. Behalve reportages in kranten was er ook een vierdelige documentaireserie op NPO2, met beelden van de aankomst in Nederland in 1951 en het leven in woonoorden, maar ook van de donkere kant. Daartoe horen de treinkapingen in Wijster en De Punt, de gijzeling van een lagere school in Bovensmilde en de gijzeling in het provinciehuis in Assen.
In de ochtend van maandag 13 maart 1978 laten drie Zuid-Molukkers, Nunu Leatemia (23), Eli Kakisina (20) en Dicky Helaha (19) zich met een taxi naar het provinciehuis van Drenthe in Assen rijden. Om kwart over tien rennen ze gewapend het gebouw binnen, met de taxichauffeur als eerste gijzelaar. Het is de bedoeling de ambtenaren te gijzelen om hun eisen ingewilligd te krijgen. Ze willen dat alle Zuid-Molukkers die voor eerdere acties gevangen zitten, worden vrijgelaten. Daarnaast eisen ze een vrije aftocht per bus en vliegtuig en 13 miljoen dollar. Ze stellen een ultimatum tot de volgende dag, 14.00 uur.
Een deel van de aanwezigen, waaronder de commissaris van de Koningin Tineke Schilthuis, weet zich te redden door naar buiten te springen. In totaal worden 16 vrouwen en 55 mannen gegijzeld door de drie Molukkers. Eén van die 16 vrouwen is de 25-jarige Diny Huisjes-Ekkelenkamp. Diny woont op dat moment in Assen en werkt als serveerster in het provinciehuis, maar twee jaar daarvoor deed ze hetzelfde werk in het gemeentehuis in Hardenberg. Ze was volgens weekblad Het Noord-Oosten “een telg uit de bekende familie Ekkelenkamp uit Baalder, een zus van ‘Tinus Sportcentrum’ en getrouwd met Anton Huisjes uit Gramsbergen”.

Diny’s verhaal in de kranten
In Het Noord-Oosten en ook het Algemeen Dagblad komt Diny een paar dagen na de gijzeling uitgebreid aan het woord.
“Ik was maandagmorgen net onderweg voor de tweede koffieronde. Opeens kwam er iemand aanlopen en die riep: Daarginds springen ze uit het raam. Ik had niet zo gauw het benul om dat ook te doen. Ik liet de kar staan en liep de gang op. Goh, wat is er aan de hand, vroeg ik, maar toen kwamen de Molukkers er al aan. We hadden al zo vaak gezegd: Ze pakken ons een keer en als we soms ergens een knal hoorden dan schrokken we al. Ergens wilden we er niet aan, dat ze een keer bij ons zouden komen. In die 28 uur dat we daar zaten heb ik vaak gedacht: Was ik toch maar op die afdeling gebleven waar ik was, want daar zijn de Molukkers helemaal niet geweest. Was ik daar maar net als de anderen uit het raam gesprongen. Ik liep gewoon op het gevaar af, ik dacht: Ik moet ook maar eens zien dat ik eruit kom, maar toen was het al te laat.”
Na een uur wordt binnen en buiten duidelijk dat het niet om kinderspel gaat: er wordt een man doodgeschoten, zijn lichaam uit het raam gegooid. Het is planoloog Ko de Groot, die tegenstribbelde toen hij met zware bureaus de toegangsdeur moest barricaderen. Hij wordt eruit gepikt en in het raam doodgeschoten. De kapers zijn agressief en opgefokt, ze dreigen dat er meer slachtoffers vallen.
“Ze vroegen: Wie wil er nog meer dood. Sommigen hebben wel gezien hoe hij uit het raam gegooid was, maar ik heb er niet naar gekeken. We wisten eerst niet dat hij dood was, wij wisten wel dat het een man was, maar dat konden we niet vertellen. Toen we ‘s avonds één voor één mochten bellen (ik naar mijn schoonouders in Assen) kon ik alleen maar zeggen dat alles goed was, maar dat was voor de familie een hele opluchting, want buiten dachten ze eerst dat er een vrouw naar buiten gegooid was.”
“Sommigen van ons dachten eerst nog dat het een oefening was. Die hadden we nog nooit gehad, maar er was wel een soort plan opgesteld. Als we wel geoefend hadden had ik waarschijnlijk ook kunnen ontkomen, want dan weet je waar je het snelste langs kunt. Uit angst liep nu iedereen naar het zelfde punt. De Molukkers konden de weg zelf ook niet vinden in het Provinciehuis, want ze namen de telefoniste mee die hun de weg moest wijzen.”
Verveling
De Molukkers zijn gespannen, ze schieten af en toe naar buiten waarbij omstanders worden geraakt. En ze raken helemaal van de kook als de automatische zonwering omhoog gaat. De gijzelaars moeten uitleggen hoe zoiets werkt om ze weer wat te kalmeren. Verder is er voor de gegijzelde ambtenaren niets te doen. Ook Diny verveelt zich.
“Talloze keren heb ik de latjes aan het plafond geteld. Je zit of ligt daar de hele dag en nacht maar, terwijl je niets kunt doen. Slapen lukte ook nauwelijks, want het licht bleef branden. Er hing ook een affiche tegen roken. Die heb ik helemaal uit het hoofd geleerd’.
Er komen dinsdagochtend al bemiddelaars in actie. Twee jonge Molukkers, Noes Solissa en Abé Manuputty, komen onverrichterzake weer naar buiten, al hebben ze wel één vrijgelaten gijzelaar bij zich: een Moluks meisje.
Ondertussen komen in Den Haag de minister van Justitie Job de Ruiter, premier Dries van Agt en minister van Binnenlandse Zaken Hans Wiegel bij elkaar. Ze willen de eisen van de bezetters niet inwilligen en besluiten in gesprek te gaan met de Molukkers. Ondanks smeekbeden van de gegijzelde griffier Herman Postema en de gedeputeerden Jacob Trip en Daan Huizinga gebeurt er niets, terwijl de deadline van dinsdag 14 maart 14.00 uur nadert. Molukse leiders worden ingeschakeld, er wordt rechtstreeks via de telefoon onderhandeld maar om 14.00 uur is er nog niets gebeurd. De Molukkers zetten de twee gedeputeerden op een stoel om ze dood te schieten.
De bevrijdingsactie
“Ik lag vlak onder een bureau omdat ik niets wilde zien. Het ultimatum liep af. Eerst was het twee uur, toen wilden NuNu, Eli en Dicky hen al doodschieten maar omdat wij gilden werd er nog uitstel gegeven. Rond kwart voor drie hoorde ik ineens knallen en er viel allemaal glas over me heen. Twee Molukkers lieten hun geweren direct vallen, de andere heb ik niet gezien. Ineens waren er allemaal mariniers, ongelooflijk veel. Toen kwamen we er pas achter wat er allemaal voor ons in touw was gekomen. We zagen rijen mariniers, in blauwe pakken. Dat in 28 uur alles zo snel op gang kan komen . . . De mariniers vroegen ons direct hoeveel Molukkers er waren, toen ze de drie gepakt hadden. We moesten eerst nog blijven liggen. Ik lag toch nog plat op de grond, want ik moest meteen aan die treinkaping denken toen ik dat geknal hoorde en die lichtflits zag. Toen zijn er doden gevallen doordat ze gingen staan. Toen het voorbij was schreeuwden we allemaal van opluchting en blijdschap. We vlogen elkaar om de hals, zo blij waren we. Het was een gevlieg door elkaar heen. In de stad zelf zwaaide iedereen en ook daar stonden rijen mariniers. Waar we om gebeden en gesmeekt hadden kwam toch nog net op tijd.”
Tijdens de bevrijdingsactie wordt gedeputeerde Trip geraakt in zijn bil en onderbuik. Later blijkt uit onderzoek dat het kogels uit een wapen van een van de Molukkers zijn. Hij zwaait nog als hij wordt afgevoerd na de bevrijdingsactie, maar bezwijkt een maand later aan zijn verwondingen, op 15 april 1978. Tijdens de rechtszaak in juni worden de drie Molukkers veroordeeld tot een celstraf van 15 jaar.

Foto Hans Peters/Anefo
Na de gijzeling
Diny Huisjes-Ekkelenkamp woont tegenwoordig in Dronten. Of eigenlijk al vrij lang, want ze is in 1990 verhuisd naar de Flevopolder vanwege het werk van haar man Anton. Jarenlang heeft ze een plakboek bewaard met alle krantenknipsels en foto’s van de gijzeling. “Maar ik heb het bij het opruimen van spullen op zolder nog een keer aan mijn kinderen laten lezen en daarna alles vernietigd, want die periode heb ik afgesloten.” Een plakboek blijkt ze ook niet nodig te hebben, want een kleine 45 jaar na de gijzeling weet ze zich de details nog goed te herinneren. En dat niet alleen, ook over de periode daarvoor kan ze volop vertellen.
“Ik heb op de huishoudschool aan de Marslaan in Hardenberg gezeten, toen juffrouw Morsink daar nog de directrice was. Dat was zo iemand die alle klassen afliep op zoek naar de leerling die het klokhuis van een appel op de gang had laten liggen. Maar in die tijd was het zo dat geld verdienen belangrijker was dan doorleren en na twee jaar moest ik van school. Ik had al wat ervaring opgedaan in de bediening, doordat ik de beheerders van het dorpshuis aan de Hoogenweg af en toe hielp, en ik kon toen beginnen in de kantine van de Eltem.

Daarna heb ik drie jaar gewerkt als koffiejuffrouw in het gemeentehuis van Hardenberg. In 1976 getrouwd en verhuisd naar Assen waar ik werk kreeg in het provinciehuis, ook als koffiejuffrouw. Dat was een dagtaak, want je had ’s morgens een paar koffierondes, dan ging je met een koffiewagentje langs de bestuurders en ambtenaren en ’s middags weer. Tussendoor schoonmaken en werken in de kantine. Druk, want niemand nam een broodtrommeltje mee van huis.”
Op de foto die in Het Noord-Oosten was afgedrukt zit Diny (“in mijn zelfgebreide trui”) tussen twee collega’s, die toevallig op de dag van de kaping niet aanwezig waren. Met hen heeft ze nog wel contact, als enigen uit de Asser tijd. Bij reünies en herdenkingen komt ze niet, want het boek ‘gijzeling’ is dicht.
“Het heeft wel een poos veel impact gehad. Op een collega, waarvan de spieren helemaal verstrakten als ze een voet in het provinciehuis zette en die dan ook met haar werk moest stoppen. Maar ook op mij. Wij woonden in een flat waar ook Molukkers woonden. Die mensen schaamden zich kapot over de gijzeling, maar we vonden het niet prettig als we ze op de galerij tegenkwamen. En als je naar V&D ging en er hingen een paar jonge Molukkers rond bij de ingang dan gingen we niet naar binnen, maar liepen we er met een boogje omheen. En ik heb een tijd gehad dat wanneer ik in een onbekend gebouw kwam ik altijd eerst keek waar de uitgangen waren. Maar uiteindelijk slijt dat gevoel.”
Verhuizing
Diny heeft tot 1980 in het provinciehuis gewerkt, tot de geboorte van haar eerste zoon. Toen haar man in Kampen een baan kreeg moesten ze verhuizen. Wonen in Kampen of IJsselmuiden wilden ze niet, nadat ze de stad en woonwijken goed hadden verkend. Niet ver daar vandaan ligt Dronten, in die tijd nog een dorp in opbouw, met mensen overal vandaan. De woningen bevielen goed, de bevolking sprak haar aan en dus werd Dronten in 1990 de nieuwe woonplaats.
“Ik heb toen na een paar jaar gesolliciteerd bij zorginstelling de Regenboog, ook weer als koffiejuffrouw. En dat heb ik tot mijn pensionering volgehouden.” Ze is blijven wonen in Dronten. Sinds 2010 zonder haar man, omdat die in dat jaar is overleden, maar met haar kinderen in de buurt. Af en toe komt ze nog wel in Hardenberg, in Baalder of Rheezerveen. Want als je “een telg bent uit de bekende familie Ekkelenkamp uit Baalder” dan blijft Noordoost-Overijssel altijd nog een beetje trekken.
